Afwijzing Wsnp-verzoek vanwege niet-saneerbare schuld
Verzoeker heeft in de periode 2015-2018 de Wsnp met succes doorlopen. Er is echter sprake van een niet-saneerbare vordering, die in het eerste traject ook al bekend was. Een tweede schuldsaneringstraject zal dan ook niet leiden tot sanering van deze vordering. Daarnaast is in de afgelopen drie jaar een forse nieuwe schuldenlast ontstaan.
In 2011 is aan verzoeker een schadevergoedingsmaatregel opgelegd, volgend uit een onherroepelijke strafrechtelijke veroordeling wegens misdrijf. Van juli 2015 tot en met juli 2018 heeft verzoeker de Wsnp met goed gevolg doorlopen. Wel merkt de rechtbank op dat tegen het einde van de looptijd een nieuwe schuld is ontstaan, welke schuld is voldaan door een schenking van de zus van verzoeker. Zodoende kon aan hem de schone lei worden verleend.
Verzoeker wenst thans opnieuw toelating tot de Wsnp. De rechtbank is van oordeel dat zijn verzoek moet worden afgewezen.
In de eerste plaats zal de Wsnp - nog steeds - geen oplossing zijn voor de niet-saneerbare schuld. Ook is er gedurende de Wsnp geen ruimte om met een individuele schuldeiser een regeling te treffen, omdat die individuele schuldeiser dan een voordeel geniet ten opzichte van de andere schuldeisers. Een langdurige oplossing voor de strafrechtelijke vordering is niet binnen afzienbare tijd of binnen een wettelijke schuldsanering te realiseren.
Ten tweede constateert de rechtbank - de strafrechtelijke vordering buiten beschouwend latend - dat verzoeker tussen 2018 en begin 2024 een schuldenlast heeft opgebouwd van ruim € 38.000. Er lijkt, aldus de rechtbank, een vaste lijn in het gedrag van verzoeker met betrekking tot het doorlopend maken van nieuwe schulden. En dit ondanks budgetbeheer.
Tot slot is op 1 juli 2023 de Faillissementswet gewijzigd waardoor de tien-jaarstermijn van art. 288 lid 2 sub d Fw is vervallen. Dit brengt derhalve met zich mee dat men sinds 1 juli 2023 ook binnen een periode van tien jaar opnieuw een verzoek mag doen tot de wettelijke schuldsaneringsregeling, zonder dat dit verzoek pertinent wordt afgewezen. Wel dient de rechtbank te beoordelen of het verwijtbaar is dat men opnieuw in een problematische schuldensituatie terecht is gekomen. Gelet op de vaste lijn in het gedrag van verzoeker oordeelt de rechtbank dat er geen gronden zijn die toelating van verzoeker zo snel na een schone lei rechtvaardigen.
De rechtbank wijst het verzoek dan ook af, op grond van artikel 288 lid 1 sub b en c Faillissementswet.
Organisatie
- Rechtbank Overijssel
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Goeder trouw
- jurisprudentie
- Rechtspraak
- Tienjarige uitsluitingstermijn
- Wetswijziging 1 juli 2023
Gerelateerd
De rechtbank wijst het verzoek om toelating tot de Wsnp af, vanwege het ontbreken van de goede trouw. Ook een beroep op de hardheidsclausule mislukt. De rechtbank geeft verzoekster mee dat zij, gelet op de zware verplichtingen die de Wsnp met ...
Op 8 november 2023 is appellant tot de Wsnp toegelaten en heeft de rechtbank de termijn van de Wsnp op 18 maanden bepaald. Appellant is het met dat laatste niet eens en verzoekt het hof om de ingangsdatum van de Wsnp alsnog te bepalen op de ...
Beschikking op grond van artikel 287b lid 1 van de Faillissementswet: het verzoek om een voorlopige voorziening uit te spreken waarbij ontruiming van de woning van verzoekster voor zes maanden wordt verboden, wordt door rechtbank Den Haag afgewezen.