Toelichting vergelijking Minnelijk traject vs. Wsnp
In Nederland bestaan twee verschillende schuldregelingstrajecten die kunnen leiden tot oplossing van problematische schulden. Dit zijn het minnelijk traject (ook wel buitengerechtelijke schuldregeling of schuldhulpverlening genoemd) en het traject op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (hierna: Wsnp).
In beginsel wordt aan schuldeisers eerst een voorstel in het kader van het minnelijk traject gedaan. Een schuldhulpverlener stelt het voorstel samen. Bij een gelijkblijvende afloscapaciteit levert het minnelijk traject in de meeste gevallen financieel méér op voor schuldeisers dan de Wsnp, vooral door de kosten die aan een Wsnp traject verbonden zijn.
Deze tool maakt een berekening van de kosten en baten van beide trajecten en berekent het aanbod dat vervolgens aan de schuldeisers gedaan kan worden.
Schuldeisers die in redelijkheid niet het aanbod van het minnelijk traject kunnen weigeren – bijvoorbeeld omdat het schuldeisers méér oplevert dan de Wsnp – kunnen door de insolventierechter tot medewerking worden gedwongen middels een dwangakkoord (art. 287a Fw). De uitkomst van deze tool ondersteunt de aanvrager van een dwangakkoord in de procedure. Indien een dwangakkoord wordt toegewezen, kunnen de weigerende schuldeisers op verzoek in de proceskosten worden veroordeeld.
Disclaimer
De vergelijkingstool (hierna: tool) is samengesteld door Bureau Wsnp in samenwerking met de NVVK. Met de tool kunnen alleen standaard cases worden vergeleken. Het is niet mogelijk om met de tool bijzondere cases te vergelijken, die afwijken van de norm. De meest recente bedragen worden gebruikt. Een update van de tool volgt indien bedragen wijzigen.
De uitkomst van de berekeningen is slechts een prognose. Tijdens het traject kunnen wijzigingen optreden die bij het maken van de vergelijking niet te voorzien zijn.
Er kunnen geen rechten worden ontleend aan de tool en de uitkomst van de berekeningen. Bureau Wsnp en branchevereniging NVVK aanvaarden in dit kader geen enkele aansprakelijkheid.
Minnelijk traject
Tijdens een minnelijk traject is de schuldenaar in een schuldregeling bij een NVVK lid, verplicht een minimaal bedrag af te staan aan de boedel. Óók wanneer het inkomen lager is dan het Vtlb. De hoogte van de minimale afdracht wordt afgeleid van de voor de schuldenaar toepasselijke (fictieve) participatienorm (zie participatienorm § 3.2); deze wordt bepaald door de NVVK. Het bedrag is gekoppeld aan de zaaksoort.
In het minnelijk traject zijn schuldeisers daarom zeker van een (minimale) uitdeling. Dit is anders bij de Wsnp. Een schuldenaar met een inkomen dat lager is dan het Vtlb hoeft tijdens het Wsnp-traject niets af te dragen aan de boedel. Zolang de schuldenaar zich houdt aan zijn/haar verplichtingen, kan deze ook zonder afdracht een schone lei verkrijgen.
Zaaksoort Wsnp
De Wsnp-zaaksoort bepaalt de hoogte van de vergoeding van de Wsnp-bewindvoerder die primair in mindering wordt gebracht op de boedelafdrachten (Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering).
Er zijn vier zaaksoorten, te weten:
- Enkele Particulier (EP); één schuldenaar waarbij geen sprake is van een huwelijk/geregistreerd partnerschap in gemeenschap van goederen.
- Dubbele Particulier (DP); één of twee schuldenaren waarbij sprake is van een huwelijk/geregistreerd partnerschap in gemeenschap van goederen.
- Enkele Ondernemer (EO); één schuldenaar waarbij geen sprake is van een huwelijk/geregistreerd partnerschap in gemeenschap van goederen én de schuldenaar binnen vijf jaar vóór de Wsnp-toelatingsdatum met een onderneming of zelfstandig beroep stond ingeschreven in de KvK, waarbij tenminste 20% van de totale schuldenlast voortkomt uit het ondernemen.
- Dubbele Ondernemer (DO); één of twee schuldenaren waarbij sprake is van een huwelijk/geregistreerd partnerschap in gemeenschap van goederen én de schuldenaar binnen vijf jaar vóór de Wsnp-toelatingsdatum met een onderneming of zelfstandig beroep stond ingeschreven in de KvK, waarbij tenminste 20% van de totale schuldenlast voortkomt uit het ondernemen.
Lengte termijn Minnelijk traject
De termijn van het minnelijk traject bedraagt in beginsel drie jaar. ( NB Bij hoge uitzondering kan de schuldhulpverlener een langere termijn aanbieden naar analogie van de Wsnp. De termijn mag dan maximaal vijf jaar zijn) . Tijdens deze termijn moet de schuldenaar aan ál zijn verplichtingen voldoen, waaronder elke maand ál zijn inkomsten boven het Vtlb af te staan aan de boedel. Uiteindelijk wordt de boedel verdeeld onder de schuldeisers, eventueel onder aftrek van door de NVVK aan sommige leden toegestane kosten voor de schuldregeling en financieel beheer.
Lengte termijn Wsnp
De termijn van de Wsnp bedraagt in beginsel drie jaar. De rechtbank of de rechter-commissaris kunnen de termijn bij hoge uitzondering wijzigen. De termijn mag dan maximaal vijf jaar zijn. Een langere termijn betekent niet per se een hogere uitdeling aan schuldeisers.
Niet-gezamenlijke aanvraag
In beginsel bedraagt de minimale afdrachtplicht 5% van de geldende (fictieve) participatienorm (uitgezonderd kostendelers). In bijzondere situaties wordt hiervan afgeweken. Er is dan sprake van een niet-gezamenlijke aanvraag. Van een niet gezamenlijke aanvraag is sprake in de volgende situatie:
- Getrouwd/geregistreerd partnerschap onder huwelijkse/partnerschaps voorwaarden;
- Samenwonend al dan niet met contract;
Bij deze situaties wordt voor de minimale afdracht de helft van 5% van de geldende (fictieve) ‘gezinsnorm’ participatiewet gebruikt.
De NVVK bepaalt de procedure en bedragen betreffende het bedrag van de minimale afdracht.
Inkomen
In deze post is het totaal maandelijks netto inkomen exclusief vakantiegeld ingevuld. Dit kan zijn een salaris of een uitkering.
Indien een schuldenaar per 4 weken betaald krijgt rekent de schuldhulpverlener dit om naar een maandinkomen.
Indien de schuldenaar beschikt over (spaar)vermogen aan de start van het minnelijk traject en/of bezittingen die geliquideerd worden ten behoeve van het minnelijk traject, wordt de waarde hiervan ingevuld onder ‘(D) Opbrengst liquidatie vermogen’.
Vakantiegeld
In deze post is het totaal aan netto vakantiegeld ingevuld dat van werkgever en/of uitkeringsinstantie ontvangen wordt.
Overige inkomsten
Onder deze post vallen alle inkomsten die niet onder het inkomen en vakantiegeld vallen en die niet zijn uitgesloten in § 6.2 Vtlb-rapport (zie bureauwsnp.nl/vtlb). Voorbeelden zijn partner- en kinderalimentatie, een 13e maand, bonus of winstuitkering, enzovoorts.
Vrij te laten bedrag (Vtlb)
Wanneer een schuldenaar een minnelijk traject of een Wsnp-traject doorloopt, behoudt deze tijdens het traject een deel van zijn inkomen, het vrij te laten bedrag (hierna: Vtlb) (zie art. 295 lid 2 & lid 3 Fw). Van het Vtlb dient de schuldenaar zijn vaste lasten en zijn levensonderhoud te bekostigen. Ál het inkomen boven het Vtlb moet de schuldenaar afstaan aan de boedelrekening. De hoogte van het Vtlb wordt berekend met de Vtlb-calculator. De berekenwijze wordt beschreven in het Vtlb-rapport.
Vrij te laten vakantiegeld
Tijdens een schuldtraject mag de schuldenaar jaarlijks een deel van het-vakantiegeld behouden, afgeleid van de participatienorm. Zie § 6.2.9 Vtlb-rapport.
Aflosmogelijkheid
Dit is het bedrag dat beschikbaar is voor aflossing van de schulden.
Liquidatie vermogen
Indien de schuldenaar waardevolle objecten bezit, moeten deze tijdens een schuldtraject geliquideerd worden ten behoeve van de boedel. Bijvoorbeeld bovenmatige inboedel. In beide trajecten wordt hiervoor het bepaalde in artikel 295 Fw in acht genomen.
Kosten Wsnp
De kosten van de Wsnp worden volledig uit de boedel bekostigd indien de boedel hiervoor toereikend is.
LAB
LAB staat voor Looptijd Afhankelijk Bedrag. Dit bedrag mag de Wsnp-bewindvoerder als vergoeding maandelijks opnemen. Het totale bedrag is afhankelijk van de zaaksoort en het aantal maanden dat een schuldsaneringsregeling loopt, en is bij wet vastgesteld (art. 2 lid 3 en 4 Bvbs). Jaarlijks wordt het LAB geïndexeerd.
LOB
LOB staat voor Looptijd Onafhankelijk Bedrag. Dit bedrag mag de Wsnp-bewindvoerder eenmalig als vergoeding opnemen ongeacht de lengte van de looptijd. De hoogte is afhankelijk van de zaaksoort en is bij wet vastgesteld (art. 2 lid 2 Bvbs). Jaarlijks wordt het LOB geïndexeerd.
Portokosten
Per Wsnp-traject mag de Wsnp-bewindvoerder dit bedrag opnemen voor portokosten die voortvloeien uit de taak van de Wsnp-bewindvoerder. De hoogte van dit bedrag is afhankelijk van de zaaksoort en is bij wet vastgesteld (art. 2 lid 6 Bvbs).
Griffierecht uitdelingslijst
Bij het deponeren van de slot uitdelingslijst of zodra een akkoord door de rechtbank goedgekeurd (i.e. gehomologeerd) is, betaalt de Wsnp-bewindvoerder uit de baten van de boedel een griffierecht (zie art. 17 lid 4 Wgb).
Het griffierecht geldt per insolventienummer. Voor een echtpaar of geregistreerde partners in gemeenschap van goederen waarvan beide partners de Wsnp doorlopen, dient daarom dubbel griffierecht betaald te worden.