Ontneming schone lei na verzwijgen nabetaling EUR 20.000

De voormalig Wsnp-bewindvoerder heeft een verzoek gedaan om de schone lei te ontnemen (358a lid 1 Fw). De schuldenaar heeft van A.S.R. een nabetaling van ruim € 20.000,- ontvangen, welk bedrag in opdracht van de schuldenaar op de bankrekening van zijn ex-partner is voldaan. De rechtbank staat voor de vraag of voldoende aannemelijk is dat schuldenaar tijdens de schuldsaneringsregeling heeft getracht zijn schuldeisers te benadelen.

Uit de stukken en dat wat op zitting door partijen is gezegd, blijkt dat schuldenaar tijdens de looptijd van de schuldsaneringsregeling van een verzekeringstussenpersoon vernomen dat hij tegenover A.S.R. recht had op nabetaling van een uitkering op grond van een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Het vorderingsrecht tot nabetaling viel in de boedel, zodat de nabetaling aan de boedel had behoren toe te komen. De rechtbank stelt vast dat de schuldsaneringsregeling en de daaruit voor schuldenaar voortvloeiende verplichtingen nog niet waren geëindigd op het moment waarop hij het bestaan van dit vorderingsrecht op de hoogte kwam en A.S.R. de hiervoor genoemde betalingsopdracht gaf. De aard en omvang van de tekortkomingen – die eerst door melding van een schuldeiser aan het licht zijn gekomen – alsmede de mate van benadeling van de schuldeisers zijn naar het oordeel van de rechtbank zodanig ernstig dat aan de schuldenaar de schone lei moet worden ontnomen.