Rechtbank Rotterdam - tussentijdse beëindiging
Hier vindt u een verzameling uitspraken van rechtbank Rotterdam, waarbij de Wsnp tussentijds en zonder verlening van de schone lei wordt beëindigd.
Rechtbank Rotterdam, 11 september 2025
De Wsnp-bewindvoerder heeft de rechter-commissaris gevraagd de zaak voor te dragen voor tussentijdse beëindiging. Na de mondelinge behandeling heeft de schuldenaar toch nog voldaan aan zijn verplichtingen. Hij moest een appartement in Letland verkopen van de rechter-commissaris en de opbrengst in de boedel brengen. Dat had hij eerst niet gedaan, maar uiteindelijk dus wel. De rechtbank weigert daarom de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen.
Rechtbank Rotterdam, 3 september 2025
De rechtbank beëindigt de Wsnp als gevolg van tekortkomingen in de informatie-, inspannings- en afdrachtverplichting. Ook zijn er nieuwe schulden ontstaan en zijn er feiten en omstandigheden aan het licht gekomen die in beginsel aan toelating in de weg hadden gestaan. Het betreft onder andere strafzaken, waarover de schuldenaar niet heeft geïnformeerd. Schuldenaar heeft geen saneringsgezinde houding.
Nu de schuldenaar (1) niet is verschenen bij de zittingen van 3 juli 2025 en 18 augustus 2025, (2) verder ook geen (schriftelijk) verweer heeft gevoerd en (3) geen verbetering heeft getoond in de nakoming van de verplichtingen, ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de constateringen die door de bewindvoerder zijn gedaan. De tekortkomingen zijn aan de schuldenaar toerekenbaar en de rechtbank beëindigt de Wsnp op grond van artikel 350, derde lid, onder c, d en f, Faillissementswet.
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Rechtbank
- rechtbank Rotterdam
- Rechtspraak
Gerelateerd
Verzamelde uitspraken van rechtbank Den Haag betreffende de toewijzing van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord.
Verzamelde uitspraken van rechtbank Den Haag waarin de rechtbank het verzoek om oplegging van een dwangakkoord afwijst.
Verzamelde uitspraken van rechtbank Oost-Brabant waarbij het Wsnp-verzoek werd afgewezen vanwege het feit dat het minnelijk traject niet of niet goed is uitgevoerd.