Gerechtshof bekrachtigt weigering toelating Wsnp
Verzameling uitspraken waarin het gerechtshof de afwijzing van het toelatingsverzoek bekrachtigt.
Gerechtshof Den Haag, 22 juli 2025
Nadat ook in hoger beroep het dwangakkoord is afgewezen oordeelt het hof over het Wsnp-verzoek.
Rechtbank: niet te goeder trouw
Het totaal aan schulden bedraagt € 129.301,35 maar de schuldenlijst is waarschijnlijk niet compleet. Schuldenaar heeft gewerkt als beveiliger bij een vluchtelingenopvanglocatie. Daar heeft hij onder valse voorwendselen geld geleend van collega's en/of vluchtelingen. Er is een substantiële vordering van € 22.202,00 die niet te goeder trouw is ontstaan in de driejaarstermijn. Op de zitting bij de rechtbank heeft schuldenaar geen volledige openheid gegeven over zijn verleden. Het is gebleven bij een eenvoudige ontkenning dat dingen niet waar zijn, zonder dat verder te onderbouwen. De rechtbank kan daarom ook niet vaststellen of er een gedragsverandering ten goede heeft plaatsgevonden. Zijn verzoek om toelating tot de Wsnp is afgewezen.
Machtsmisbruik staat toepassing Wsnp in de weg
Ook het hof is van oordeel dat niet of onvoldoende aannemelijk is geworden dat schuldenaar te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van een belangrijk deel van de schulden. Ter zitting heeft de schuldenaar erkend dat hij in 2023 geld heeft geleend van een familie toen hij als beveiliger in de opvanglocatie werkte. Door in die positie een bedrag van duizenden euro’s te lenen van die familie, op dat moment als vluchtelingen aanwezig in de opvanglocatie, heeft schuldenaar naar het oordeel van het hof ernstig misbruik van zijn positie gemaakt. Zijn handelen als beveiliger deze mensen te bewegen een grote lening te verstrekken, kan aldus het hof niet anders worden gekwalificeerd dan als machtsmisbruik. De schuld bij de familie is dan ook niet te goeder trouw ontstaan en staat, gelet op de omvang, op zichzelf aan de toepassing van de Wsnp in de weg.
Hardheidsclausule
De schuldenaar doet nog een beroep op de hardheidsclausule, waaraan hij ten grondslag legt dat hij zijn positie op de arbeidsmarkt heeft verbeterd. Gelet op het voorgaande en dan met name het geconstateerde machtsmisbruik ziet het hof hierin geen aanleiding de hardheidsclausule toe te passen. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24 juni 2025
Rechtbank Overijssel heeft het Wsnp-verzoek van de schuldenaar afgewezen. Daartegen heeft de schuldenaar tijdig hoger beroep ingesteld.
Niet te goeder trouw
Naar het oordeel van de rechtbank is schuldenaar niet te goeder trouw geweest ten aanzien van het onbetaald laten van zijn schulden in de afgelopen drie jaar. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat hij de door hem ontvangen letselschadevergoedingen niet (deels) heeft aangewend om zijn schulden te betalen terwijl dat naar het oordeel van de rechtbank wel van hem verwacht had mogen worden. Bovendien had schuldenaar naar het oordeel van de rechtbank uit zichzelf moeten melden dat er sprake is geweest van letselschadevergoedingen van in totaal € 75.000,-.
Het is aan de schuldenaar om aannemelijk te maken dat hij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden in de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoekschrift is ingediend te goeder trouw is geweest. Daarbij gaat het niet alleen om de vraag of hij de ontvangen letselschade-uitkeringen had moeten gebruiken om zijn schulden te voldoen, maar ook om de vraag of er in de drie jaar voor het indienen van zijn verzoek nog andere schulden zijn ontstaan en welke inspanningen hij heeft verricht om (een deel van) zijn schulden te voldoen.
Nieuwe schulden, niet opgenomen in het verzoek
Uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling volgt dat in de afgelopen drie jaar een aantal nieuwe schulden is ontstaan. Deze schulden zijn niet (volledig) opgenomen in het schuldenoverzicht dat is overgelegd bij het Wsnp-verzoek. Er zijn diverse verkeersboetes en belastingschulden. Verder blijkt uit overlegde bankafschriften dat hij in 2024 aanzienlijke bedragen heeft besteed aan diverse goksites en dat hij op regelmatige basis geld heeft geleend van zijn ouders. Uit deze omstandigheden volgt naar het oordeel van het hof dat schuldenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in de voorgaande drie jaar te goeder trouw is geweest bij het aangaan en onbetaald laten van zijn schulden.
Verder maakt het hof uit de antwoorden die schuldenaar gaf tijdens de mondelinge behandeling op dat hij geen goed beeld heeft van zijn schulden, zijn inkomsten en zijn uitgaven. Daarmee heeft hij niet voldoende aannemelijk gemaakt dat hij de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren zal nakomen. Het hoger beroep faalt.
Inschakelen beschermingsbewindvoerder
Het hof geeft schuldenaar nog in overweging om hulp van bijvoorbeeld een beschermingsbewindvoerder in te roepen om zijn financiële situatie inzichtelijk te maken en onder controle te krijgen en zo op een later moment alsnog te kunnen worden toegelaten tot de Wsnp.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 6 juni 2025
Rechtbank Midden-Nederland heeft het Wsnp-verzoek van de schuldenaar afgewezen. De schuldenaar is het daar niet mee eens en gaat in hoger beroep.
Niet te goeder trouw
Naar het oordeel van de rechtbank heeft schuldenaar niet voldoende aannemelijk gemaakt dat zij ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van haar schulden te goeder trouw is geweest. De schuldenlast van bijna € 550.000,- is grotendeels in de afgelopen drie jaar ontstaan.
Vakanties en dure hobby's
Na haar echtscheiding heeft zij financiële steun gekregen om de levensstandaard van vóór de echtscheiding voort te kunnen zetten. Zij heeft grote uitgaven gedaan aan vakanties, feesten en hobby's. Verder had zij op de hoogte moeten zijn van forse rekeningcourantschulden in de vennootschap van haar ex-partner waarvoor zij mede draagplichtig was. Dat zij er onder deze omstandigheden voor heeft gekozen geld te lenen voor onder andere vakanties en dure hobby’s, maakt dat deze schulden de toets van het ontstaan te goeder trouw niet kunnen doorstaan.
Onzekere, instabiele (financiële) situatie
Verder is duidelijk geworden dat er nog verschillende gerechtelijke procedures in verschillende stadia aanhangig zijn. Die procedures en hun onzekere uitkomsten kunnen grote gevolgen hebben voor de vermogenspositie van de schuldenaar. Ook die onzekere, instabiele omstandigheid maakt dat het hof op dit moment geen mogelijkheid ziet om haar tot de Wsnp toe te laten. Omdat op dit moment geen sprake is van een stabiele situatie kan de hardheidsclausule bovendien geen toepassing vinden.
Het hoger beroep slaagt niet. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 13 april 2023
Er is in deze casus onvoldoende bewijs dat schuldenaar te goeder trouw is geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van schulden, zoals staat beschreven in art. 288 lid 1 aanhef en sub b Fw. Schuldenaar schond de informatieplicht en onderbouwde zijn verweer onvoldoende. Daardoor is het voor het hof onvoldoende aannemelijk dat de schuldenaar ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van de schulden te goeder trouw is geweest.
Schuldenaar onderbouwt verweer onvoldoende.
Uit overzichten van de belastingdienst blijkt onder andere dat een groot deel van de schulden ontstond in de vijf jaar voor het Wsnp-toelatingsverzoek. Ook is er sprake van gebrek aan bewijs voor de goeder trouw m.b.t. het ontstaan en onbetaald laten van de schulden (art. 288 lid 1 aanhef en sub b) en schond schuldenaar de informatieplicht. Dit ondanks een schuldeiser die herhaaldelijk vroeg om ontbrekende informatie.
Van een groot aantal schulden ontbreekt ook onderbouwing (art. 285 fw). Daarnaast zijn o.a. geen ontstaansdata van de schulden vermeld. Tevens ontbreekt informatie over de gang van zaken rondom verschillende ondernemingen en de daaruit voortvloeiende geldstromen inclusief opbrengsten, waar schuldenaar de vijf jaar vóór indiening van het verzoekschrift bij betrokken is geweest.
Het gerechtshof heeft door dit gebrek aan toelichtende stukken geen enkel inzicht kunnen krijgen in de vraag of de aangegane respectieve financiële verplichtingen rond verschillende ondernemingen, verantwoord waren.
Ook is niet voldoende aannemelijk dat de schuldenaar voorafgaand aan het Wsnp traject een minnelijk traject volgde, zoals beschreven in art. 287a Fw. Schuldenaar heeft namelijk niet aan ál zijn schuldeisers een aanbod gedaan. Zodoende blijkt niet dat schuldenaar actief, oprecht maar vergeefs probeerde met alle schuldeisers tot een schikking te komen.
Beslissing
Na dit alles te hebben overwogen oordeelt het gerechtshof dat de rechtbank terecht en op goede gronden het verzoek van schuldenaar tot toelating tot de schuldsaneringsregeling heeft afgewezen. Daarom bekrachtigt het gerechtshof het vonnis.
Organisatie
- Rechtspraak
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Goeder trouw
- Informatieplicht
- Rechtspraak
- Toelating (ex )ondernemer
- Verplichtingen Wsnp
- Wsnp-akkoord
Gerelateerd
De rechtbank concludeert dat de schuldenaar reeds voor de toepassing van de Wsnp niet aan de inlichtingenplicht heeft voldaan en de schending hiervan tijdens de Wsnp heeft voortgezet, en beëindigt de Wsnp tussentijds. Ten eerste is kort na ...
Verzamelde uitspraken waarin het verzoek om toelating tot de Wsnp wordt afgewezen, omdat onder andere de goede trouw ten aanzien van het ontstaan en/of onbetaald laten van de schulden ontbreekt.
Volgens de rechtbank is niet komen vast te staan dat schuldenares zich de gehele periode van 3 jaar vóór indiening van het Wsnp-verzoek maximaal heeft ingespannen om de regresvordering van haar ex-partner zo klein mogelijk te houden. Haar de ...