Afwijzing Wsnp-verzoek: verzoek (veel) te vroeg gedaan
Het is nu nog (veel) te vroeg voor verzoeker om een beroep te kunnen doen op de wettelijke schuldsaneringsregeling. Er moet - naast de vraag of de schulden wel te goeder trouw zijn ontstaan en onbetaald zijn gelaten - eerst een degelijk minnelijk traject worden gestart bij een schuldhulpverlener.
De schuldenlast van verzoeker bestaat uit vier schulden van totaal ruim € 53.000,-. Alle schulden zijn ontstaan in de afgelopen drie jaar. Twee aandeelhouders (met een totaalvordering van ruim € 44.000,-) van een failliete BV waarvan verzoeker enig bestuurder was hebben zijn persoonlijk faillissement aangevraagd. Verzoeker heeft daarop een verzoek toepassing van de Wsnp/omzetting van het faillissement ingediend. Verzoeker is bij de gemeente geweest in verband met afgifte van een 285-verklaring. De gemeente geeft in die verklaring aan dat de situatie van verzoeker nog niet stabiel genoeg is om te kunnen starten met een minnelijke schuldregeling. De redenen waarom worden ter zitting deels door verzoeker bestreden, maar de rechtbank stelt vast dat de verklaring van de gemeente over de onstabiele financiële situatie op hoofdlijnen klopt.
De rechtbank oordeelt dat het op dit moment voor verzoeker nog (veel) te vroeg is om een beroep te kunnen doen op de Wsnp. Eerst moet een minnelijk traject worden gestart. Ook zou hij er verstandig aan doen om op korte termijn financiële hulp te zoeken én moet hij ervoor zorgen dat er meer inkomen komt, in de vorm van een uitkering of door fulltime werk te zoeken.
Organisatie
- Rechtbank Oost-Brabant
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Rechtbank
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
Gerelateerd
Hier vindt u een verzameling uitspraken waarbij verzoeker(s) is (zijn) toegelaten tot de Wsnp, maar de rechtbank geen aanleiding ziet om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
Verzoeker wenst te worden toegelaten tot de Wsnp. In de rapportage van de schuldhulpverlener is een uitgebreide toelichting opgenomen waarom het in deze zaak (ECLI:NL:RBOBR:2025:2501) onmogelijk zou zijn om een buitengerechtelijke schuldregeling ...
Uitspraak van 6 maart 2025 waarin de rechtbank bepaalt dat aflossingen in het kader van langlopende betalingsregelingen niet gelijk gesteld kunnen worden aan "aflossen" in de zin van artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet (Fw).