Eerdere ingangsdatum, aflossingen betalingsregeling niet betrokken
Uitspraak van 6 maart 2025 waarin de rechtbank bepaalt dat aflossingen in het kader van langlopende betalingsregelingen niet gelijk gesteld kunnen worden aan "aflossen" in de zin van artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet (Fw).
Betalingsregelingen vrijwillig aangegaan
Ter zitting heeft de schuldhulpverlener aangevoerd dat schuldenaar op basis van inmiddels langlopende betalingsregelingen met twee schuldeisers aan hen aflossingen heeft gedaan tijdens het minnelijk voortraject en dat de termijn van de Wsnp daarom 12 maanden eerder kan ingaan. Als gevolg van die betalingsregelingen had schuldenaar verder geen afloscapaciteit meer.
De rechtbank is van oordeel dat de aflossingen die schuldenaar tijdens het minnelijk traject heeft gedaan aan twee schuldeisers op basis van betalingsregelingen niet gelijk gesteld kunnen worden aan aflossen in de zin van artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet (Fw). Deze aflossingen op basis van de betalingsregelingen komen immers niet ten goede aan de gezamenlijke schuldeisers, maar slechts aan twee van hen. In het ‘Kerstarrest’ heeft de Hoge Raad geoordeeld dat betalingen onder beslag - die ook niet ten goede komen aan de gezamenlijke schuldeisers – wel als aflossing in de zin van artikel 349a lid 1 Fw kan worden aangemerkt, omdat het in beginsel niet aan de schuldenaar is toe te rekenen dat door een of meer schuldeisers beslag is gelegd. Voor een betalingsregeling geldt dat niet, omdat schuldenaar die vrijwillig is aangegaan.
Staken betalingsregelingen
Hij had die betalingsregelingen bij aanvang van het minnelijk traject ook kunnen stoppen waarna de (resterende) vorderingen ineens opeisbaar zouden zijn geworden. Die vorderingen had hij kunnen betrekken in het aanbod aan de schuldeisers. Schuldenaar heeft dat ook gedaan, doordat hij een aanbod van 0,76% aan alle schuldeisers heeft gedaan, maar daarvoor was het niet nodig na aanvang van het minnelijk voortraject de betalingsregelingen voort te zetten.
Geen afloscapaciteit, ook zonder betalingsregelingen
De rechtbank stelt op basis van de door de schuldhulpverlener gemaakte berekening van het vrij te laten bedrag vast dat schuldenaar tijdens het minnelijk traject geen afloscapaciteit had. In die berekening is geen rekening gehouden met de afbetalingsregelingen met de twee schuldeisers. Dus ook zonder die betalingsregelingen zou schuldenaar geen afloscapaciteit hebben gehad. Toch heeft schuldenaar aan zijn schuldeisers een aanbod gedaan om 0,76% van de vordering te voldoen. De schuldhulpverlener heeft op de zitting toegelicht dat dat is gedaan om toch iets aan de schuldeisers te kunnen aanbieden.
Aanbod schuldenaar gelijkgesteld aan nulaanbod
Omdat schuldenaar op basis van de berekening van het vrij te laten bedrag geen afloscapaciteit had, stelt de rechtbank het aanbod van schuldenaar gelijk aan een zogenoemd ‘nul-aanbod’. In navolging van het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad zal de rechtbank daarom dit aanbod van schuldenaar aan zijn schuldeisers aanmerken als het alternatieve aanvangsmoment voor de termijn van de Wsnp. Het aanbod is gedaan op 11 oktober 2024. De rechtbank zal daarom het aanvangsmoment van de looptijd van de Wsnp vaststellen op 11 oktober 2024 en de looptijd bepalen op de standaardtermijn van 18 maanden.
Organisatie
- Rechtbank Noord-Holland
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Eerdere ingangsdatum
- Ingangsdatum
- Rechtbank
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
- Termijn Wsnp
- Wetswijziging 1 juli 2023
Gerelateerd
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 is de rechtbank (ambtshalve) van oordeel dat er aanleiding bestaat om een eerder aanvangsmoment van de termijn van de schuldsaneringsregeling te bepalen dan de dag waarop de rechtbank de ...
In september 2024 is het faillissement van appellante omgezet in een Wsnp. Op advies van de Wsnp-bewindvoerder zou het verzoek om een eerdere ingangsdatum niet moeten worden gehonoreerd: bij vonnis van 16 januari 2025 heeft de rechtbank het ...
Schuldenaar verzoekt om toelating tot de wsnp en om de looptijd van de wsnp met 18 maanden te verkorten. De rechtbank wijst dat verzoek gedeeltelijk toe met een korting van 12 maanden. Schuldenaar heeft voor de verdere looptijd van zes maanden ...