Rechtbank kan geen beslissing nemen over eerdere ingangsdatum
In deze zaak onderzoekt de rechtbank, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024, of er aanleiding bestaat om een eerder aanvangsmoment van de termijn van de Wsnp te bepalen dan het moment waarop de Wsnp wordt toegepast.
Belangrijke informatie ontbreekt
De rechtbank komt tot de conclusie dat hij op dit moment geen beslissing kan nemen over het bepalen van een eerder aanvangsmoment van de termijn van de Wsnp omdat belangrijke informatie die nodig is om deze beslissing te nemen ontbreekt. In het verzoekschrift is vermeld dat schuldenares over de maanden juli, augustus en september 2024 in totaal een bedrag van € 176,16 heeft afgedragen. Ook is vermeld dat schuldenares op 12 juni 2024 een eerste aflossing heeft gedaan. Onduidelijk is hoe zich dat verhoudt tot de eerste aflossing die in het aflosschema staat opgenomen voor de maand juli 2024. Concrete informatie over de eerste aflossing ontbreekt dus. Ook ontbreekt informatie over aflossingen na september 2024. De rechtbank kan daarom niet vaststellen wanneer schuldenares de eerste aflossing in het minnelijk voortraject heeft gedaan, of zij ook na september 2024 is blijven aflossen en of zij zich gedurende dat traject voldoende heeft ingespannen om maximaal te sparen ten behoeve van de schuldeisers. Daarom zal de rechtbank het aanvangsmoment van de Wsnp vaststellen op de datum van de uitspraak, 23 januari 2025, en de looptijd bepalen op de standaardtermijn van 18 maanden.
Goed onderbouwd verzoek aan de r-c mogelijk
De rechtbank wijst schuldenares erop dat de bewindvoerder (of zijzelf, alleen met behulp van een advocaat) aan de rechter-commissaris alsnog een goed onderbouwd verzoek kan doen tot verkorting van de looptijd omdat schuldenares heeft gespaard in het minnelijk traject. Daarbij zal schuldenares tenminste moeten aantonen wanneer zij de eerste aflossing heeft gedaan, welke bedragen zij vervolgens maandelijks tot het begin van de Wsnp heeft afgelost, en in hoeverre zij zich maximaal heeft ingespannen. Voor zover schuldenares zich tijdens het minnelijk voortraject niet maximaal heeft ingespannen om zoveel mogelijk inkomsten te krijgen, zal de rechter-commissaris daarmee rekening houden bij de beoordeling van de vraag of en hoeveel de looptijd van de Wsnp kan worden verkort.
Organisatie
- Rechtbank Noord-Holland
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Afdrachtplicht
- Ingangsdatum
- Inspanningsplicht
- Rechtbank
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
- Verplichtingen Wsnp
Gerelateerd
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 is de rechtbank (ambtshalve) van oordeel dat er aanleiding bestaat om een eerder aanvangsmoment van de termijn van de schuldsaneringsregeling te bepalen dan de dag waarop de rechtbank de ...
Het langverwachte antwoord van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die het gerechtshof Den Haag heeft gesteld is er! Bijna precies een jaar geleden, namelijk op 22 december 2023, stelde het hof prejudiciële vragen over de uitleg van het per 1 ...
Van de 29 schuldeisers stemmen 28 schuldeisers in met de aangeboden schuldregeling. Verzoekster werkt parttime, aan alle waarborgen die ervoor moeten zorgen dat zij het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. De ...