Toelating Wsnp met (gedeeltelijke) toewijzing verzoek eerdere ingangsdatum
In eerste aanleg is verzoeker tot de Wsnp toegelaten, waarbij de rechtbank een andere ingangsdatum (namelijk: datum waarop het aanbod aan de schuldeisers werd gedaan) bepaalde dan waar verzoeker om had gevraagd (dat was: datum ondertekenen schuldhulpovereenkomst). In deze zaak knoopte de rechtbank aan bij de datum waarop de schuldeisers een minnelijk nulaanbod voor een schuldregeling werd gedaan. Dat daarvoor al een periode was afgedragen op basis van een gelegd beslag, leidde niet tot een nóg eerdere ingangsdatum. In die periode was het ‘minnelijk traject van schuldhulpverlening’ namelijk nog niet gestart, aldus de rechtbank.
Inleiding
Dat was de beslissing van de rechtbank in de zaak ECLI:NL:RBDHA:2025:770. Kort gezegd oordeelde de rechtbank dat het minnelijk traject van schuldhulpverlening begint met het minnelijk aanbod aan de schuldeisers. Daarvoor, in de stabilisatiefase, worden de schulden in kaart gebracht en wordt de situatie gestabiliseerd.
Dat daarvoor al een periode is afgedragen op basis van een gelegd beslag, leidt niet tot een nog eerdere ingangsdatum. In die periode was het ‘minnelijk traject van schuldhulpverlening’ namelijk nog niet gestart.
Hoger beroep
De verzoeker kan zich daar niet in vinden en stelt hoger beroep in. In de uitspraak van het hof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2025:598) bepaalt het hof de ingangsdatum alsnog op de datum waarop de schuldhulpovereenkomst is ondertekend. Vanaf die datum heeft verzoeker conform de VTLB-normen, voor zover daar ruimte voor was, loon afgedragen ten behoeve van de schuldregeling. Daarnaast zijn er direct vanaf het begin van de schuldregeling uit hoofde van een beslag betalingen gedaan. Ook is verzoeker de overige uit de schuldregeling voortvloeiende verplichtingen naar behoren nagekomen, aldus het hof. Het hoger beroep slaagt: het hof stelt de ingangsdatum van de termijn van de wettelijke schuldsaneringsregeling vast op datum waarop de buitengerechtelijke schuldregeling is aangevangen.
Vervolg rechtbank
In een uitspraak nadien (ECLI:NL:RBDHA:2025:5966) merkt de rechtbank op bekend te zijn met het arrest van het hof, maar dat uit het amendement dat heeft geleid tot de wetswijzing die een eerdere ingangsdatum mogelijk maakt "geenszins is af te leiden dat bedoeld is de termijn van schuldsaneringsregeling te doen ingaan op het moment dat een schuldhulpverleningsovereenkomst wordt ondertekend".
De rechtbank ziet niet in waarom een ingangsdatum voor de toepassing van een wettelijke schuldsaneringsregeling gelegen kan zijn op een eerder moment dan het moment waarop de inventarisatiefase van de schuldhulpverleningstraject is voltooid door het vaststellen van een Vtlb-berekening, door de schuldhulpverlener, om de afloscapaciteit te bepalen. De rechtbank stelt de eerdere ingangsdatum dan ook vast op het moment dat de eerste aflossing op grond van een correct berekend vtlb heeft plaatsgevonden.
Voorzetting van deze lijn
In latere zaken blijft rechtbank Den Haag deze lijn volgen. Zie bijvoorbeeld ook ECLI:NL:RBDHA:2025:15479.
Rechtbank Rotterdam hanteert een vergelijkbare lijn, zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RBROT:2025:7302. De datum van het nulaanbod - in welk aanbod wordt vastgesteld dat er geen afloscapaciteit is - is de datum waarop de eerdere ingangsdatum van de Wsnp kan worden bepaald. De vaststelling in het nulaanbod dat er geen afloscapaciteit is moet, aldus de rechtbank, op één lijn worden gesteld met een eerste aflossing. Zie ook ECLI:NL:RBROT:2025:8663.
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Gerechtshof
- Ingangsdatum
- Inspanningsplicht
- Rechtbank
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
- Vrij te laten bedrag (vtlb)
Gerelateerd
Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 is de rechtbank (ambtshalve) van oordeel dat er aanleiding bestaat om een eerder aanvangsmoment van de termijn van de schuldsaneringsregeling te bepalen dan de dag waarop de rechtbank de ...
In deze zaak onderzoekt de rechtbank, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024, of er aanleiding bestaat om een eerder aanvangsmoment van de termijn van de Wsnp te bepalen dan het moment waarop de Wsnp wordt toegepast.
Het langverwachte antwoord van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die het gerechtshof Den Haag heeft gesteld is er! Bijna precies een jaar geleden, namelijk op 22 december 2023, stelde het hof prejudiciële vragen over de uitleg van het per 1 ...