Verzoek eerdere ingangsdatum bij voorafgaand faillissement
In september 2024 is het faillissement van appellante omgezet in een Wsnp. Op advies van de Wsnp-bewindvoerder zou het verzoek om een eerdere ingangsdatum niet moeten worden gehonoreerd: bij vonnis van 16 januari 2025 heeft de rechtbank het verzoek tot eerdere aanvang van de looptijd van de wettelijke schuldsaneringsregeling afgewezen.
De motivatie van de rechtbank is in deze uitspraak te lezen in rechtsoverweging 3.5. Heel kort gezegd komt die motivatie er op neer dat beide trajecten op heel veel vlakken dusdanig van elkaar verschillen, dat het doortrekken van de lijn van een eerdere ingangsdatum van de Wsnp, die in de periode van Msnp aanvangt, naar omzettingsverzoeken als bedoeld in artikel 15b Fw problematisch is. De rechtbank oordeelt dan ook dat voor het bepalen van een eerdere ingangsdatum van de Wsnp in geval van een omzettingsverzoek op grond van 15b Fw geen ruimte is.
De redenen waarom appellante het niet met deze beslissing eens is, en daarom in hoger beroep is gegaan, zijn te lezen in ro. 3.6 en 3.7.
De wettekst van artikel 349a Fw zegt niets over het bepalen van een eerdere ingangsdatum bij een voorafgaand faillissement, maar geeft deze mogelijkheid enkel bij een buitengerechtelijke schuldregeling. De wetgever en de Hoge Raad hebben zich (nog) niet uitgelaten over de vraag of een faillissement hier ook onder kan worden begrepen. Naar het oordeel van het hof is dit niet het geval. Het hof sluit zich aan bij het oordeel van de rechtbank dat, hoewel ook in een faillissement een buitengerechtelijke schuldregeling tot stand kan worden gebracht en in die zin verdedigbaar is dat een verklaring van de curator dat er geen akkoord kan worden bereikt gelijkgesteld kan worden met een verklaring van een schuldhulpverlener als bedoeld in artikel 285 lid 1 aanhef en onder f Fw, er aanmerkelijke verschillen bestaan tussen een faillissement en een schuldhulpverleningstraject.
Het uitgangspunt van de wettelijke schuldsanering (namelijk: schuldenvrij raken) verschilt fundamenteel van dat van een faillissement. Het hof oordeelt daarom dat, in het geval een faillissement wordt omgezet in een wettelijke schuldsaneringsregeling, er geen ruimte is om een eerdere ingangsdatum van de looptijd van het wettelijke schuldsaneringstraject te bepalen.
Tot slot sluit het hof niet uit dat, zoals aangevoerd door appellante, de afdrachten die tijdens het loonbeslag of het buitengerechtelijke akkoord zijn gedaan, alsnog tot een eerdere ingangsdatum van het schuldsaneringstraject zouden kunnen leiden. Het hof is echter onvoldoende voorgelicht over de precieze gang van zaken met betrekking tot deze afdrachten. Om te beoordelen of deze afdrachten kunnen leiden tot een eerdere ingangsdatum van de looptijd, dient het hof nader geïnformeerd te worden over de precieze achtergrond en hoogte van de afdrachten die in dit kader zijn gedaan. Daarom houdt het hof de behandeling van de zaak voor de duur van twee weken aan.
Zodra de uitspraak bekend is wordt dit artikel bijgewerkt.
Documentsoort
- Uitspraken en jurisprudentie
Trefwoorden
- Eerdere ingangsdatum
- Gerechtshof
- Omzetting faillissement naar Wsnp
- Rechtspraak
- Schuldhulpverlening (Msnp)
- Termijn Wsnp
- Verkorte termijn door voorgaand faillissement
- Verkorting
- Wetswijziging 1 juli 2023
Gerelateerd
In dit hoger beroep gaat het om de vraag of óók nadat in een voorafgaand faillissement is afgedragen conform het vastgestelde Vtlb, de Wsnp een eerdere ingangsdatum kan krijgen.
Het hof bepaalt dat door het voorafgaande faillissement de Wsnp geen eerder aanvangsmoment kan krijgen, maar wel kan worden verkort.
Uitspraak van 6 maart 2025 waarin de rechtbank bepaalt dat aflossingen in het kader van langlopende betalingsregelingen niet gelijk gesteld kunnen worden aan "aflossen" in de zin van artikel 349a lid 1 van de Faillissementswet (Fw).