Spaarsaldo bij eerdere ingangsdatum
Via onze helpdesk krijgen we steeds vaker vragen over de afdracht van spaarsaldo wanneer iemand is toegelaten tot de Wsnp met een ingangsdatum die ligt vóór de uitspraakdatum. Wat moet er dan precies worden afgedragen? In dit artikel leggen we kort uit hoe dit juridisch en praktisch werkt.
Wat zegt de wet?
Ook bij een eerdere ingangsdatum blijft Artikel 295 lid 1 van de Faillissementswet leidend. Hierin staat:
“De boedel omvat de goederen van de schuldenaar ten tijde van de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling, alsmede de goederen die hij tijdens de toepassing van die regeling verkrijgt.”
Dit betekent dat bij de bepaling van wat tot de boedel behoort, de datum van de uitspraak bepalend is.
Hoe werkt dit in de praktijk?
Stel: een saniet heeft een afloscapaciteit van € 200,- per maand. Op het moment van de uitspraak staat er € 4.000,- op zijn spaarrekening. De rechtbank wijst het verzoek om een eerdere ingangsdatum deels toe: vijf maanden vóór de datum van de uitspraak.
Wat betekent dit?
- De afloscapaciteit over die vijf maanden bedraagt € 1.000,- (5 x € 200,-).
- Dit bedrag moet worden afgedragen aan de boedel.
- Het resterende spaarsaldo van € 3.000,- valt in beginsel óók in de boedel, aangezien het aanwezig was ten tijde van de uitspraak.
Nog steeds geldt dat moet worden voorkomen dat direct nieuwe schulden ontstaan door de afdracht van het volledige banksaldo. De Hoge Raad heeft daarover op 12 november 2021 het volgende gezegd (ECLI:NL:HR:2021:1670):
“(…) de bewindvoerder kan bepalen dat de schuldenaar een deel van de bij aanvang van de schuldsanering tot de boedel behorende financiële middelen niet hoeft af te dragen, voor zover dat noodzakelijk kan worden geacht om, zo lang de schuldenaar nog niet beschikt over het eerste vrij te laten bedrag, de kosten van levensonderhoud en vaste lasten te voldoen. Bij verschil van inzicht hierover kan de schuldenaar op de voet van art. 317 Fw verzoeken om een beslissing van de rechter-commissaris.”
Beschikking rechtbank Midden-Nederland
Bij beschikking van 24 juli 2025 heeft de rechter-commissaris in een Wsnp - waarin de startdatum van het minnelijk traject als eerdere ingangsdatum was vastgesteld - beslist dat de schuldenaar alles wat hij binnen het Vtlb had gespaard ten tijde van het minnelijk traject mag houden. De schuldenaar zou dit gespaarde bedrag immers in geval van toepassing van de Wsnp ook niet aan de boedel hoeven af te dragen.
De hele beschikking vindt u hier: ECLI:NL:RBMNE:2025:4144.
Dit is dus anders dan wat we hierboven hebben betoogd. Deze beschikking is nog geen vaste rechtspraak geworden, maar heeft wel de aandacht van Recofa. We verwachten dat Recofa tegen het eind van het jaar hier een standpunt in neemt en zullen dat dan via onze nieuwsbrief communiceren.